Het zal vrijwel niemand ontgaan dat het in het winterhalfjaar veel vaker hard waait dan in de zomer. Wind treedt op als gevolg van luchtdrukverschillen tussen twee punten. Luchtdrukverschillen tussen twee gebieden zijn in de winter vaak groter dan in de zomer. En die luchtdrukverschillen worden weer groter als de temperatuur- verschillen tussen gebieden onderling groter worden.
Koude lucht is zwaarder dan warme lucht. In relatief warme gebieden is de luchtdruk dan al snel laag, terwijl in zeer koude gebieden de luchtdruk bijna altijd hoog is. Tussen gebieden met lage druk worden dan weer gebieden met hoge luchtdruk gevormd. Boven het in de winter zeer koude Siberië en Canada bevindt zich in de winter vaak een hogedrukgebied.
De temperaturen zijn er dan vaak wel 30 tot 40 graden onder nul, soms nog wel kouder. De luchtdruk is er soms hoger dan uw huis- tuin- en keukenbarometer kan aangeven. Boven het relatief warme water van de Atlantische Oceaan, waar het in de winter nauwelijks kouder is dan in de zomer bevinden zich in de buurt van IJsland in de winter vaak diepe depressies, die ontstaan als gevolg van het grote temperatuurverschil tussen het hoge noorden en zuidelijker breedten.
In de kern van dat lagedrukgebied is de luchtdruk soms lager dan uw barometer kan aangeven. Het bekende hogedrukgebied bij de Azoren bevindt zich tussen de IJsland depressie en lagedrukgebieden boven de warme tropische gebieden.
Is er een krachtig Azorenhogedrukgebied en tevens een diepe IJslanddepressie aanwezig dan zal het niemand verbazen dat het dan boven de Atlantische Oceaan spookt.
Winden van orkaankracht laten de golfhoogten oplopen tot soms meer dan 15 meter. Ook in Nederland komt het geregeld tot storm, maar orkanen komen gelukkig vrijwel niet voor.
De laatste zeer zware storm, die lokaal orkaankracht bereikte was op 25 januari 1990. Op de pier van IJmuiden werd een windstoot gemeten van 161 km/uur.
In de regio tussen Zaandam en Utrecht werden windstoten tot 140 km/uur gemeten. Voor Utrecht was dit zeer extreem. Veel Utrechters zullen dat wel nooit meer meemaken. De hoogste windstoot tijdens een storm in Nederland werd gemeten in Vlissingen, althans deze werd geschat. Er stond een windracht 12, maar de windmeter woei kapot.
Men schatte de maximale windkracht op 175 km/uur. In 1972 en 1973 brachten zeer zware stormen veel schade toe aan de Veluwse bossen.
Vele tienduizenden bomen sneuvelden. |
Stormen in Nederland Men spreekt in Nederland van een storm als de gemiddelde wind- snelheid over 10 minuten gemiddeld tussen 75 en 88 km/uur ligt. Tussen 89 en 102 km/uur spreekt men van zware storm en tussen 103 en 116 km/uur is een zeer zware storm.
Boven de 117 km/uur is er sprake van een orkaan. Windstoten zijn nabij zee en de kale, vlakke kustprovincies gemiddeld zo'n 30 procent krachtiger.
In gebieden, waar heuvels en bossen overheersen is de gemiddelde windsnelheid veel lager dan aan de kust, maar kunnen windstoten meer dan 50 procent krachtiger zijn dan de gemiddelde windkracht. In het binnenland zijn de windstoten dan ook veelal verraderlijker en dus gevaarlijk. In bosgebieden met slechts een enkele open plek is de windkracht vaak maar 25 tot 30 procent van die nabij de kust.
Windstoten komen niet veel voor en jagen vooral over de toppen van de hoogste bomen. Een storm wordt nooit in windstoten uitgedrukt.
Een windstoot van 85 km/uur is dan ook geen storm. Het hardst waait het in Nederland langs de Zeeuwse en Hollandse kust en op de Waddeneilanden.
Het minst waait het aan de oostflank van de Utrechtse Heuvelrug en het gebied langs de oostelijke Veluwe, met name het gebied tussen Velp en Apeldoorn, en in delen van Twenthe.
Ook in de diepe dalen in Zuid-Limburg waait het niet hard, maar juist wel op de hoogste heuveltoppen. De meeste stormen in ons land waaien uit richtingen tussen zuidwest en noordwest. Een noordwesterstorm kan het water van de Noordzee hoog opstuwen, zeker als de storm langer duurt.
De ramp op 1 februari 1953 werd veroorzaakt door een combinatie van een zware noordwesterstorm en springtij.
De laatste dagen van december 1978 stond er in ons land een uiterst zeldzame storm vanuit het noordoosten. Met die noordoostenwind werd - begeleid door felle sneeuwjachten - zeer koude vrieslucht vanuit Oost-Europa aangevoerd.
Binnen een etmaal daalde de temperatuur in ons land van circa +10 tot beneden de
-10 graden. In Nederland komen windhozen voor en een heel enkele keer is in Nederland een echte tornado voorgekomen, zoals in 1967 in Tricht en Chaam.
Op Ameland is in 1972 een krachtige windhoos gepasseerd. De windsnelheden moeten toen veel hoger zijn geweest dan tijdens de zwaarste winterstorm. Schattingen gaan uit van windsnelheden van meer dan 200 km/uur.
Deze snelheden zijn echter nooit door windmeters geregistreerd.
Juist omdat een windhoos of een tornado zeer plaatsgebonden, onvoorspelbaar en kleinschalig is en de koers bovendien zeer grillig kan zijn, moet er op zijn pad maar net een windmeter staan opgesteld!
|
Wat is het verschil tussen waterhozen, windhozen, tornado's en orkanen?
Waterhozen zijn de meest onschuldige hoosverschijnselen die ook in ons land voorkomen. We zien ze vaak aan het einde van een warme zomer langs de kust, de Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeearmen, de Waddenzee of boven het IJsselmeer en Markermeer met de Randmeren, maar soms ook wel boven plassen.
Ze ontstaan in een onstabiele atmosfeer, met name als het water warmer is dan circa 20 graden.
Soms is het kust- en IJsselmeerwater wel 23 tot respectievelijk 26 graden en in dat geval zien we er boven het IJsselmeer soms verschillende tegelijk.
Tijdens en na warme zomers ontstaan er in ons land soms in totaal enkele honderden. Ze verschijnen als er niet te veel wind staat en er op hoogte enige windschering is, die als het ware de "bromtol" aan het draaien maakt. Neerslag valt uit de wolk, komt in een draaiende beweging terecht, als gevolg van de neerslag is de lucht koud, en als het gebeuren het wateroppervlak raakt zuigt de hoos water op en is het ontwikkelproces van de waterhoos voltooid.
Ze hebben meestal maar een vrij korte levensduur, variërend van ongeveer 5 minuten tot een klein half uurtje. Soms trekken de hozen enkele kilometers het land op. Waterhozen veroorzaken in tegenstelling tot windhozen zelden of maar heel weinig schade, al kan een klein zeiljacht er wel door in moeilijkheden komen. Het is in 1995 eens gebeurd dat een waterhoos dwars de dijk Enkhuizen-Lelystad overstak, tot grote schrik en verbazing van de rijdende automobilisten! Ongelukken hebben zich toen overigens niet voorgedaan.
En eigenlijk zijn de verschillen zowel fysiek als in de wijze van ontstaan tussen deze verschijnselen vrij groot. Toch worden veel van deze termen door o.a. de media met elkaar verward of door elkaar heen gebruikt. Daarbij lijken tornado's en hozen nog het meest op elkaar. Windhozen of waterhozen zijn fysiek dezelfde verschijnselen en ontstaan in buienwolken. Door grote onstabiliteit in de atmosfeer en de warme aangezogen lucht vanaf de grond ontstaan luchtwervels die met een sterke daalstroom het aardoppervlak kunnen bereiken.
Er is dan een slurf zichtbaar die de warme lucht opzuigt middels een meestal linkomdraaiende stroming die om een as naar boven spiraalsgewijs loopt. Een tornado is in feite een sterk ontwikkelde windhoos.
In de Verenigde Staten komen vooral in de centraal gelegen staten tussen april en juli veel tornado's voor. Deze grote jongens van hooguit enkele kilometers in doorsnee ontstaan door de sterke temperatuursverschillen tussen de luchtsoort afkomstig vanuit het nog koude Canada en de lucht afkomstig van de warme Golf van Mexico die dan boven het genoemde gebied op grote schaal in botsing komen.
Door de sterk aanwezige onstabiliteit ontstaan veelvuldig grote buiencomplexen waarin soms enkele tornado's gevormd worden. De windsnelheden in een tornado kunnen oplopen tot tussen de 190 en 270 knopen (350 tot 500 km/uur).
In een windhoos die een 50 tot 200 m breed is, loopt de windsnelheid uiteen van 50 tot 100 knopen. Daarboven wordt meestal dus van een tornado gesproken. Een orkaan is van tropische oorsprong en is ca. 300 tot 500 km in doorsnede.
Het is een sterk ontwikkeld lagedrukgebied die gevoed wordt door vochtige en voldoende warm zeewater van tenminste 27 graden.
In het centrum, het oog, komen gemiddelde windsnelheden voor van tussen de 63 en 150 knopen (120 tot 275 km/uur). Tropische cyclonen ontstaan dus boven warm zeewater, tornado's en windhozen juist boven land. Soms worden de sterke rukwinden of zeer zware windstoten in een buiencomplex verward met een windhoos. Zolang er geen slurf onderuit de basis van de cumulonimbus te zien is, is er geen sprake van een windhoos maar van een zware windstoot of van een valwind gevuld met koude lucht (microburst).
Voor een zware bui kunnen al enkele kilometers voor het inzetten van de neerslag zware windstoten voorkomen. Dit wordt het "gustfront" genoemd.
Ook dit is geen windhoos of tornado.
top |