Menu:

- Menu
-- Home
-- Contact
-- Links
- Nader Verklaard
-- Buien
-- Onweer
-- Storm
-- Tornado
- Soundings
Parameters en Indices
Soundings & T-skew
Uitleg T-skew diagram
- Tornado Chase USA
-- Chase 2008 J&S
-- Chase 2009 D&S
-- Chase 2010 Simone
-- Chase 2011 Ditta
-- Chase 2011 B&R
-- Chase 2012 B&R
-- Chase 2014 B&R
-- Chase 2015 Jos
-- Chase 2016 B&R
-- Chase 2017 Jelle
-- Chase 2022 Bert Rick
-- Tornado Tour

Links

KNMI
Hirlam

Weather Channel
Oklahoma City

KNMI
Pluim

KNMI
Guidance

BuienRadar
Nederland

BuienRadar
Temperatuur NL

Weer.nl
ECMWF

Onweerradar
Blikseminslagen NL

Jan Visser
Weer.nl

Zeilen
Zeilvaart Weerkaarten

Airwork
Luchtvaart Weerkaarten

SPC
SPC Norman OK

Sev Weather USA
Reports

Con Analysis USA
Reports

Bracknel UK
Wetterzentrale

Bracknel UK
Animation

MeteoCentre Fr
Europa

Estofex
Forecasts

Intellicast
USA Weather

Jetstream
Analysis

Jetstream
USA

Jetstream
North Atlantic

Cape & Lifted Index
Wetterzentrale

GFS Prognose
Wetterzentrale

Actueel Onweer
Europa

Meteo Sat Loop
Sat 24

Soundings
Europa

Soundings
USA

MeteoBlue
Neerslag EU

MeteoBlue
Satelliet EU

MeteoBlue
Wind EU

MeteoBlue
Temperatuur EU

ECMWF
Rainfall and MSLP

Karim Hamid
Severe Weather Benelux

Meteo Info
België

HRRR Model Fields
USA

ChaseCam USA
Cloud 9

ChaseCam USA
Severe Studios

WeerWoord
Forum

-----------------------

Tekst: Arie Verrips
Foto: Simone en Thad
Stormjagers.nl
©2006-2022

-----------------------

Weerkaarten

Met behulp van weerkaarten kan men zich een beeld vormen hoe de weersituatie in een gebied is. Legt men een reeks van weerkaarten met bijvoorbeeld een interval van 12 uur naast elkaar, dan kan men goed zien hoe de weersontwikkelingen zijn, omdat men dan kan zien hoe snel weersystemen zich verplaatsen. Hierdoor wordt het gemakkelijker om een goede weersverwachting op te stellen.

In vroeger tijden werden weerkaarten met de hand getekend. Enkele honderden waarnemingen waren genoeg om een eenvoudige weerkaart van Europa en de Noord-Atlantische Oceaan te tekenen. Men kreeg de waarnemingen van landstations en schepen, later ook van vliegtuigen. Wat later werden de waarnemingen ingetekend met behulp van plotmachines, waarna de weerkundige de lagedrukgebieden en fronten intekende.

Tegenwoordig heeft men daar geavanceerde computerprogramma's voor, die duizenden waarnemingen verwerken.
Een ook voor de particuliere weerliefhebber goed programma om weerkaarten te tekenen is Digital Atmosphere, te vinden op www.weathergraphics.com

De meest voorkomende weerkaarten, die op internet te vinden zijn, zijn de kaarten van de weerssituatie aan de grond. Er worden echter ook weerkaarten gemaakt van de hogere luchtlagen. Om die kaarten te maken maakt men gebruik van waarnemingen vanuit vliegtuigen en radiosondes, die met behulp van ballonnen worden opgelaten. Ook maakt men steeds meer gebruik van satellietwaarnemingen.

De meest voorkomende kaarten die worden getekend zijn die van het grondniveau, de 850 hPa-kaart(ca 1450 meter hoogte), de 700 hPa-kaart(3 km hoogte), 500 hPa-kaart(5.5 km hoogte), 300 hPa-kaart(9 km hoogte) en 200 hPa kaart (11 km hoogte).

Op deze kaarten vindt men de hoogtelijnen van het vlak, waarvoor de kaart geldt, zoals bijv. 500 hPa. Waar de hoogtelijnen dicht bij elkaar liggen kantelt het vlak sterk en daar vinden we ook de zogeheten straalstromen.
Straalstromen werden tijdens de 2e Wereldoorlog ontdekt door Amerikaanse jachtvliegers die tot de ontdekking kwamen dat ze op zeker moment wel erg snel de Atlantische Oceaan over konden steken. De ligging van de straalstromen is zeer belangrijk om te kunnen bekijken hoe weersystemen zich zullen verplaatsen... of juist niet! Straalstromen bewegen zich namelijk vaak in een zeer grillig patroon rond de aarde. Bij zeer onstandvastig weer vinden we vaak een westelijke straalstroom die zowat rechtstreeks van de Verenigde Staten naar Europa loopt. De ene na de andere depressie trekt dan over. Tijdens een zeer sterk slingerend (meanderend) straalstroompatroon is er vaak sprake van lange tijd hetzelfde weer. Hoge en lagedrukgebieden blijven lang op dezelfde plaats liggen. Het luchtdrukpatroon is dan blokkerend. Ligt zo'n blokkade met een hogedrukgebied boven Noord-Europa is dat leuk voor winterliefhebbers, want dat betekent dan koud weer. De hoogtekaarten zijn dan ook zeer belangrijk.
Op de grondkaart tekenen we de druksystemen(hoge- en lagedrukgebieden), warmte- , koufronten en occlusies, een aantal plotjes (gecodeerde waarnemingen) en de isobaren(lijnen van gelijke luchtdruk). Tijdens de passage van het frontensysteem van een depressie passeert eerst het warmtefront en later het koufront.

Het koufront trekt bijna altijd sneller, zodat het het warmtefront gaat inhalen. Als dat gebeurt is, wordt de warme lucht achter het warmtefront opgetild door de koude lucht achter het oorspronkelijke koufront. Er zijn echter twee soorten occlusies.
De warmtefrontocclusie heeft de kenmerken van een warmtefront.
Het weer dat daarbij hoort is motregen of lichte regen en de temperatuur is achter de occlusie hoge dan er voor.

Is het achter de occlusie kouder dan ervoor, dan krijgt het front koufronteigenschappen. Dat betekent buien, soms zelfs met onweer. Een bijzonder front is het stationaire front, met aan weerszijden min of meer hetzelfde weer. Dat kan soms dagenlang op een plek blijven liggen en brengt dan vaak bewolking en lichte regen. Niet zelden ontstaan er nieuwe storingen in, met een toename van de neerslagintensiteit en valt er soms heel veel regen. Warmtefronten tekent men in met halve bolletjes in de trekrichting van het front. Koufronten ziet men aan driehoekjes en bij een occlusie tekent men een half bolletje en een driehoekje afwisselend. Soms zien we het front alleen op grotere hoogte terug en dan tekent men wel bolletjes of driehoekjes, maar die zijn dan niet ingekleurd, of niet zwart. Bij een gekleurde kaart gebruikt men rood voor een warmtefront en blauw voor het koufront. Paars is een occlusie. Soms ziet men troggen.
Dat zijn buienlijnen, waarbij ook onweer kan voorkomen. Die tekent men in als lijnen of visgraatjes. Vooral op het koufront tekent men de isobaren vaak met een sterke knik in. In dat geval kan veel activiteit worden verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van onweersbuien. Vanwege de grote verschillen in aanvoerrichting zijn de temperatuurverschillen dan namelijk vaak groot, zodat de buienvorming extra bevorderd wordt. Vaak ziet men in weerkaarten ook windvaantjes getekend. Pijltjes met vlaggetjes, een streepje per 10 knopen, of zeemijl. Vier streepjes is dus 40 knopen. Bij 50 knopen tekent men een driehoekje aan de pijl.


Bron: Knmi

Zelf tekenen van weerkaarten
Het zelf tekenen van weerkaarten aan de hand van waarnemingen vereist veel kennis en ervaring. Men lette vooral op windsprongen, verschillen in luchtvochtigheid, waar komen neerslagwaarnemingen voor en natuurlijk tekent men de isobaren in.
Op bijgaande afbeeldingen ziet men een kaart van de weersituatie aan de grond en een weerkaart van het 500 hPa- vlak, op gemiddeld 5,5 km hoogte.

weersverwachting


Het is altijd belangrijk om zowel de grondkaart als enkele hoogtekaarten te bekijken om zich een goed beeld te vormen van de opbouw en ontwikkelingen van/in de atmosfeer. Een mooi voorbeeld, waarbij men hoogtekaarten nodig heeft is de koude put. Dat is een lagedrukgebied op grote hoogte, gevuld met koude lucht. Een koude put ontstaat als de straalstroom dusdanig meandert dat zich in de bovenlucht een hoeveelheid koude lucht kan afsnoeren.

Zo'n koude put kan zware buien veroorzaken, in de winter niet zelden met sneeuw en ook onweer is mogelijk. Op 5,5 km hoogte kan het in de winter dan wel -40 graden zijn en boven warm zeewater veroorzaakt dit de vorming van zware buien.
Op de grondkaarten is zo'n koude put echter nauwelijks terug te vinden, hooguit aan de zware buien die voorkomen. Iets anders dat we op weerkaarten kunnen aantreffen is een zadelgebied, aangeduid met een Z. Dat is een punt tussen zowel twee hogedrukgebieden als twee lagedrukgebieden. Het weer dat daarbij hoort is een met weinig wind, wat bewolking, maar ook zon en meestal geen regen.
Hoe het precies verloopt hangt ook af van wat de eigenschap van het zadelgebied is.